Tussen de restaurants, bierbrouwerijen, kerken en winkelketens in de bruisende stad Antwerpen ligt het museum Plantin-Moretus. Hoewel dit prachtige museum zeker een bezoekje waard is, moet de geïnteresseerde bezoeker met wat extra tijd ook het naastgelegen archief niet overslaan. Twee jaar geleden bracht ik er een bezoek voor mijn onderzoek naar onderwijzer en auteur Peeter Heyns (1537-1589), die in de zestiende eeuw zijn school huisvestte in deze mooie stad. In het archief maakte ik kennis met de rijke hoeveelheid schoolboeken waar ik tot dan toe nog nooit van had gehoord. Via deze oude boeken leerde ik een geheel nieuwe wereld kennen: het onderwijs van Antwerpen in de zestiende eeuw.
Een school voor meisjes
Onderwijs speelde een belangrijke rol in het leven van handelsstad Antwerpen. Om de stijgende welvaart te kunnen voortzetten, moest kennis over de fijne kneepjes van het handelsvak worden overgedragen aan een nieuwe generatie. Peeter Heyns was zich hiervan bewust en stichtte op achttienjarige leeftijd zijn eigen school, genaamd de Lauwerboom. Deze onderscheidde zich in twee opzichten van zijn concurrentie. Ten eerste werd er niet onderwezen in het toentertijd gebruikelijke Latijn, maar in het Frans. Het Frans was in metropool Antwerpen namelijk de lingua franca voor handelslieden die uit de vele verre oorden kwamen aanwaaien. Voor het onderwijzen van kinderen die opgroeiden in deze wereld, was Frans daarom een veel nuttiger taal dan het Latijn, dat vooral werd gebruikt door geestelijken en wetenschappers. Ten tweede is deze school opvallend vanwege zijn leerlingenpopulatie: die bestond namelijk volledig uit meisjes. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt over vrouwen in de geschiedenis, speelden ze een essentiële rol in het handelsleven van de zestiende eeuw. Ze waren de belangrijkste zakenpartner van hun man, en moesten daarom net zo vaardig zijn in lezen, schrijven, rekenen en boekhouden als hun eega.
Onderwijzer en schrijver
Heyns beperkte zich niet tot onderwijzen en zijn school bestieren. Ook inhoudelijk hield hij zich bezig met de lesstof die hij zijn leerlingen voorschotelde. Hij heeft verschillende onderwijsboeken geschreven, die zowel binnen als buiten de Lauwerboom werden gebruikt. Hij werkte hiervoor samen met de beroemde drukker Christoffel Plantijn (ca. 1520-1598). Een groot deel van zijn onderwijsboeken is daarom vandaag de dag nog steeds te bekijken in de archieven van museum Plantin-Moretus. In deze blog licht ik enkele van deze boeken uit, en leg ik uit waarom ze zo vernieuwend en interessant zijn in de context van de zestiende eeuw. Heyns was een onderwijzer die werkte in de traditie van zijn tijd, maar ook iemand die veel veranderingen teweeg heeft gebracht. Beide kanten zijn terug te zien in zijn lesmateriaal.
Rekenen
Een van de eerste boeken van Heyns’ hand was het rekenboek Tot profyte van die willen leeren lustich rekenen met penninghen oft penne (1561). Hier worden in 36 pagina’s de basisregels van rekenen en boekhouden uitgelegd. In de tijd van Heyns was er een discussie gaande over de beste manier om te rekenen. De traditionele manier was het rekenen met penningen: dit hield in dat er een bord gebruikt werd met verschillende lijnen, waarop schijfjes van glas of metaal konden worden gelegd om verschillende waarden aan te geven. Een schijfje, ook wel rekenpenning genoemd, op de onderste lijn was 1 waard, op de tweede lijn 10, op de derde lijn 100, enzovoort. Voor deze methode waren geen pen en papier nodig, wat haar geschikt maakte voor ongeletterde mensen. Maar tegelijkertijd kwam de methode van het rekenen met penne op. Dit is een rekenmethode op papier met Hindoe-Arabische cijfers, die wij vandaag de dag nog steeds kennen. Lang zijn deze twee methoden naast elkaar gebruikt in de handel en het onderwijs.
De titel Tot profyte van die willen leeren lustich rekenen met penninghen oft penne wekt de indruk dat in het boek zowel rekenen met penninghen als met penne wordt uitgelegd. Hoewel Heyns inderdaad het Hindoe-Arabische getallensysteem opneemt in de lesstof, worden de sommen in het boek alleen berekend met de penningmethode. In het grootste deel van het boek wordt op de linkerpagina de lesstof uitgelegd met Hindoe-Arabische cijfers, en op de rechterpagina met Romeinse cijfers. Heyns wilde zijn leerlingen dus wel laten kennismaken met beide cijferstelsels, maar vond het niet nodig om de rekensommen volgens de nieuwe methode uit te rekenen.
Lezen en schrijven
Leren lezen en schrijven vormt de basis voor elk type onderwijs in de westerse wereld. In de tijd van Heyns was dit niet anders: vóór de leerlingen van de Lauwerboom zich konden bezighouden met rekenen, boekhouden en de Franse taal, moesten ze de beginselen van het schrift onder de knie krijgen. Voor dit doel had Heyns een boek geschreven: zijn A B C ofte exempelen om de kinderen bequamelijck te leeren schrijven (1585). In dit boek wordt het Nederlandse alfabet uiteengezet. Elke letter is voorzien van een miniatuur, waarin dieren, planten of andere zaken zijn afgebeeld. Daarnaast worden aan elke letter een moraliserende zin gekoppeld, alsook een versje van enkele regels dat met de desbetreffende letter begint. Bijvoorbeeld bij de letter D:
Doet altyt tghene dat goe ghedaen ware.
Dat ghy stervende soudt wenschen t’hebben ghedaen,
veracht int leven niet, maer wilter dan nae staen:
Doet in tijte tghene dat ghe soudt willen bedryven
Áls ghy van deser werelt in d’ander moet gaen,
Soo doende salmen u d’eewich leven toe schrijven.
Die wel sterft, sal by de levende ontsterflyck blijven.
Dit boek liet de kinderen kennismaken met het Nederlandse alfabet en was dus een goede manier om kinderen te leren lezen, maar hoogstwaarschijnlijk was het ook bedoeld om leerlingen te laten oefenen met schrijven, zoals de titel van het boek al vermeldt. Op elke pagina is een alfabet weergegeven, dat de kinderen wellicht moesten overschrijven op aparte vellen.
Deze versjes verschaffen niet alleen context bij elke letter, maar bevatten ook een stichtelijke les voor de jonge leerlingen: onderwijs in taal en godsdienst werden zo met elkaar verweven. Dit was erg gebruikelijk in de late middeleeuwen. Onderwijs weerspiegelt immers de maatschappij, die in de zestiende eeuw ook doorspekt was van religieuze invloeden. Maar ook in dit boekje zien we al vernieuwende ingrepen. Het feit dat werd nagedacht over een toegankelijke vorm van godsdienstige lessen, die kon worden gecombineerd met een voor kinderen behapbare presentatie van het alfabet, geeft aan dat geprobeerd werd om het taalonderwijs toegankelijker te maken.
De Franse taal
Zoals ik al eerder benoemde, was het Frans de lingua franca van de Antwerpse handelswereld in de zestiende eeuw. Vloeiend Frans kunnen spreken was daarom van groot belang voor de jonge zakenmannen en -vrouwen in spe. Verschillende boeken zijn overgeleverd, van zowel Heyns als zijn collega’s, waarin de vele facetten van de taal worden behandeld. Een goed voorbeeld van zo’n boek over de Franse taal is het in 1571 uitgegeven Cort Onderwys van de acht deelen der Fransoischer talen. Hierinwordt, zoals de titel al aangeeft, een beknopt overzicht gegeven van de grammatica van de Franse taal. Heyns onderscheidt de grammatica in acht delen: naamwoorden, voornaamwoorden, werkwoorden, deelwoorden, bijwoorden, voorzetsels, voegwoorden en interjecties. Door middel van voorbeeldwoorden en -zinnen worden de verschillende functies van de woorden in elk hoofdstuk uiteengezet. Neem bijvoorbeeld het hoofdstuk waarin hij de vervoegingen van ‘de personen’ behandelt: ‘D’eerste persoon is de ghene die van sich selven spreeckt: als I’aime, ik beminne: Ie suis aimé, Ick ben oft worde bemint.’ (Ruijsendaal 2004, 94)
Van het boek zijn twee exemplaren bewaard gebleven. De eerste komt uit 1571, het jaar waarin het boek voor het eerst werd uitgegeven. Slechts dertig pagina’s zijn overgeleverd, ongeveer de helft van het gehele werk. Deze eerste uitgave bleek erg succesvol: volgens archiefstukken uit de drukkerij van Plantin is het boek herdrukt in 1581. Hier zijn echter geen exemplaren van overgeleverd. Ook is onder het voorwoord van de laatste druk uit 1605 de datum ‘20 oktober 1597’ vermeld, wat doet vermoeden dat er in dat jaar nog een herdruk is geweest: helaas is ook uit dit jaar niets overgeleverd. Deze laatste druk uit 1605 is wel volledig bewaard gebleven en telt 55 pagina’s. Hij is, in tegenstelling tot de eerste editie, niet geproduceerd in Heyns’ thuisstad Antwerpen. Na de val van Antwerpen in 1585 vluchtte Heyns namelijk voor de Spaanse bezetters, en kwam hij na een omzwerving door Duitsland terecht in Zwolle, waar zijn zoon Zacharias inmiddels een bekende naam was in de drukkerswereld. Zacharias drukte ook zijn vaders werken. In de laatste druk zijn veel wijzigingen opgenomen, zoals Heyns ook benoemt in het voorwoord: ‘End’nu ten and’ren mael, ond’re u loflijcke Namen,/ Verbetert ende herprint, bidde ick u lieden t’samen, / In danck te nemen oock dees mijn goetwillighe jonste’ (p.55 in ed. Ruijsendaal). Ondanks de ongewijzigde titel behandelt Heyns in deze tweede druk negen delen van de Franse taal, waarbij hij de lidwoorden als aparte klasse beschouwt. Omdat er zo weinig Franse lidwoorden bestaan, worden deze niet apart behandeld in het boek:
De Fransoische Tale wordt van eenighe, dier d’Articulen (d’welc Ledekens zijn) voor een deel by stellen, in negen deelen ghedeylt. Dan te wijle d’Articulen in Fransois heel weynich zijn, ende dat de twee voornaemste, als le ende la met haer Meervout les, eygentlijck maer Articulen en behoorden ghenoemt te worden, so en deylen wyse hier (ghelijck meer andere doen) maer in acht deelen. (p.3) Een vernieuwend element in alle uitgaven was de toevoeging van Nederlandse vertalingen van Franse grammaticale termen, iets wat in Heyns’ tijd nog niet vaak voorkwam. Zo wordt naast Pronoms gesproken van ‘voor-namen’, heten Des demonstratifs ook wel ‘d’Aenwijsers’ en worden rijtjes met vervoegingen van être en avoir ingeleid met: ‘De Vervoeghinghe des behulpsamen Woords Wesen oft Zijn’. Dit bleek een baanbrekende uitvinding, die na de laatste uitgave in 1605 veel geïmiteerd zou worden door andere grammatici.1
Besluit
Dit was een kleine greep uit de vele boeken die Heyns schreef voor zijn leerlingen. Hoewel sommige zaken ons misschien vreemd voorkomen (taallessen doorspekt van religieuze lessen zullen we niet vaak meer tegenkomen), zoeken schrijvers van onderwijsboeken ook vandaag nog altijd naar manieren om de lesstof toegankelijk te presenteren. De rol van het Frans in de late zestiende eeuw kan daarnaast op veel manieren worden vergeleken met die van het Engels in onze tijd: het maatschappelijk debat over Engelstalig hoger onderwijs in Nederland levert genoeg stof op voor een boek op zich.
De boeken zijn van onschatbare historische waarde. We krijgen op deze manier een inkijkje in het dagelijks leven van schoolgaande meisjes in de zestiende eeuw, en ze geven een mooi beeld van de laatmiddeleeuwse normen en waarden. Een nieuwe generatie vol slimme, welbespraakte en goedgemanierde burgers moest worden opgevoed op de Antwerpse scholen: een doel dat vandaag de dag nog steeds wordt nagestreefd.
Noten
1. Ruijsendaal 2006, 56. Volgens Dibbets (1983) heeft het boek invloed uitgeoefend op de werken van onder andere Van der Schuere (1612), De Hubert (1624) en Van Heule (1633).
Over Katelijn Vooijs
Katelijn Vooijs is student aan de Radboud Universiteit en heeft tijdens haar bachelor Nederlandse Taal en Cultuur het Honoursprogramma aan de Faculteit der Letteren gevolgd. Hier deed zij onderzoek naar de plaats van Peeter Heyns in het onderwijs van Antwerpen in de tweede helft van de zestiende eeuw. Na de zomer begint ze met de master Boekwetenschap aan de UvA.
Literatuursuggesties
Wil je meer weten over de boeken van Heyns? Raadpleeg dan de volgende publicaties:
Dibbets, G. R. W. (1983). Peeter Heyns’ Cort onderwys. Een schoolboek voor het onderwijs in de Franse taal uit de tweede helft van de zestiende eeuw. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 99, 85-107.
Kool, M. (1999). Die conste vanden getale Een studie over Nederlandstalige rekenboeken uit de vijftiende en zestiende eeuw, met een glossarium van rekenkundige termen. Hilversum: Verloren.
Ruijsenaal, E. (ed.) (2006). P. Heyns, Cort onderwijs van de acht deelen der Fransoischer Talen. [1571] Amsterdam: Stichting VU Neerlandistiek.
Sabbe, M. (1929). Peeter Heyns en de Nimfen uit den Lauwerboom. Antwerpen: Antwerpsche Bibliofielen.
Of luister naar mijn podcast Lauwerboom, waarin ik alles vertel over de wereld van Heyns, zijn leerlingen en zijn toneelbewerking van het verhaal van Judith en Holofernes: https://open.spotify.com/episode/6Ka8zEdySCUFG4p68WAKKO?si=9aae0488488d4986