Zaterdag 12 januari kregen NBV-leden een inspirerende rondleiding langs de tentoonstelling ‘De stad als klooster’ in het Museum voor Religieuze Kunst in Uden.
De rondleiding werd verzorgd door prof. dr. Sabrina Corbellini en dr. Margriet Hoogvliet, twee onderzoekers uit het NWO-onderzoeksproject ‘Cities of Readers’ (Rijksuniversiteit Groningen). Er waren tal van objecten te zien die in de late Middeleeuwen een functie hadden in de geloofsbeleving van leken, maar speciaal voor ons werd er extra aandacht besteed aan de handschriften en vroege drukken.
Steden waren in de vijftiende eeuw nog bezaaid met kloosters en de muren waren poreus. Waar tegenwoordig de werelden binnen en buiten het klooster mijlenver van elkaar staan, was er in de late Middeleeuwen een voortdurende uitwisseling van informatie tussen de kloosterbewoners en de burgers. Zo schonken particulieren hun boeken, vaak door henzelf overgeschreven in de volkstaal, aan kerken en kloosters met de achterliggende gedachte dat er voor het heil van hun familie gebeden werd door de religieuzen.
Anderzijds stelden kloosters hun boeken ter beschikking op voor publiek toegankelijke plaatsen, zoals de kerk of de bibliotheek, of leenden ze uit. Een boek kon op deze manier vele mensen bedienen. Ze werden in stilte gelezen of voorgedragen, maar ook op speciale bladzijden gekust, zoals blijkt uit de versleten plekken op miniaturen van bijvoorbeeld de lijdende Christus.
De tentoonstelling is te zien in een gepaste omgeving: een abdij deels bewoond door de zusters Birgittinessen, een gemeenschap waarvan de geschiedenis teruggaat tot de vijftiende eeuw.
Na afloop van de rondleiding konden we enkele boeken uit hun collectie van dichtbij bekijken, waaronder twee prachtig verluchte muziekhandschriften (antifonaria) en een editie uit 1512 van Ludolf van Saksens Leven ons liefs heeren Ihesu Christ.
Enkele beelden uit de tentoonstelling
Getijdenboek gekopieerd door de Birgittijnse broeder Peter Danielszoon van het Klooster Mariënwater te ’s-Hertogenbosch, 1457 (Collectie MRK Uden).
Gebedsnoot, een klein inklapbaar altaartje met minuscule voorstellingen, dat gebruikt werd om te bidden in de slaapkamer, of om mee te nemen op reis. Ernaast een beeld van Maria Magdalena met gebedssnoer en –noot. (Collectie MRK Uden).
In de Middeleeuwen werden teksten opgesteld om een ‘virtuele pelgrimage’ af te leggen door Jeruzalem, zodat Christus tijdens zijn lijdensweg op de voet gevolgd kon worden. Een van die teksten werd opgesteld door Heer Bethlem. Als gelovige volgde je de bloederige stappen van Jezus – niet in Jeruzalem, maar gewoon thuis, terwijl je met behulp van een boekje zoals dit het lijden overdacht. De afstanden die je aflegde, varieerden van 12 tot 2500 stappen. Op alle locaties bad je Paternosters, Ave Maria’s en andere gebeden.
In 1476 bestelde het echtpaar Claes en Yde van Dorssen uit Gouda een verzamelhandschrift met religieuze teksten. Een jaar later, na de dood van Claes, schonk Yde het boek aan het Birgittijnse klooster Mariënsterre te Gouda, met de bepaling dat zolang zij leefde het boek uitgeleend mocht worden, maar dat het niet langer dan drie dagen het klooster mocht verlaten. (Collectie Universiteitsbibliotheek Leiden).
Het enige buidelboek uit een Nederlandse collectie (Museum Meermanno); wereldwijd zijn er maar ca. twintig bekend. Het leer van het boekomslag loopt uit in een lange flap waaraan je het boek aan je riem kon hangen. Op de tentoonstelling zijn ook enkele sculpturen te zien van heiligen die een buidelboek bij zich dragen.
Antifonarium uit de collecties van de zusters Birgittinessen te Uden. Vervaardigd in het scriptorium van het birgittijnse klooster Mariënwater (Rosmalen), ca. 1500.